Duinvallei Schouwen Duivenland

Kop van Schouwen

Gebiedsnummer
116
GebiedsnaamKop van Schouwen
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Ja
Gemeente
Schouwen-Duiveland
Provincie
Zeeland
Voortouwnemer
provincie Zeeland
Sitecode HR
NL1000017
Totale oppervlakte in hectare
2242
Oppervlakte HR in hectare
2242

Kenschets

De Kop van Schouwen is een groot en afwisselend duingebied bij Burgh-Haamstede op de westkant van Schou wen-Duiveland. Van grote betekenis zijn de kalkarme vroongronden, met bijzondere graslanden en valleibegroeiingen, en de kalkrijke valleien in jonge duingedeelten. De natte duingedeelten vormen een leefgebied voor de Noordse woelmuis. De Zoute Haard, in het noordoosten van het gebied, is van belang voor de sterk bedreigde Harlekijn (Anacamptis morio).

Landschap

Het fundament voor het huidige duinlandschap van de Kop van Schouwen is in de Vroege Middeleeuwen gelegd.

Hier ontstond een cultuurlandschap, het zogenaamde haaimetenlandschap (een haaimeet is een vlak, begreppeld stuk land omringd door een houtwal), dat in historische bronnen wordt aangeduid als de Oosteren en Westeren Ban van Schouwen. Door een sterke aanvoer van zand vanuit de zee werden tussen 1000 en 1300 de aanwezige oude duinen overstoven, evenals het achterliggende zeekleilandschap. Er vormden zich grote paraboolduinen, die steeds verder naar het oosten schoven. Hierbij ging veel cultuurland van de Westeren Ban verloren. De restanten van deze paraboolduinen liggen nu ten westen van Haamstede. Vanaf de 17de tot en met de 19de eeuw is hier opnieuw zand overheen gestoven waarbij de hoge Meeuwenduinen zijn gevormd. De verstuivingen werden vanaf 1923 aan banden gelegd door de aanplant van Helm (Ammophila arenaria) en duinbebossing. De boswachterij Westenschouwen, het grootste bosgebied in Zeeland, bestond oorspronkelijk helemaal uit naaldhout, maar vanaf de jaren 1970 worden delen van het bos omgevormd tot loofhout. De westkant van dit duin is een erosiekust met steile kliffen. In de Meeuwenduinen ten noorden van het bos is een gedeelte van het zand nooit vastgelegd, waardoor hier nog opvallend veel stuifplekken voorkomen. Oostelijk van het bos ligt het kalkarme duingebied het Zeepe, waar door verstuiving tot op de grondwaterspiegel en door uitgraven nieuwe duinvalleien zijn ontstaan. Het Natura 2000-gebied loopt hier door tot aan het duinbos bij Slot Haamstede, dat op de oude strandwal ligt.

Het noordelijke deel van de Kop van Schouwen bestaat uit een smalle zone jonge duinen en een brede strook oudere binnenduinen. Deze gronden werden vroeger als cultuurland (vroongronden) gebruikt voor graanteelt, hakhout (zgn. elzenmeten) en beweiding. De tekenen hiervan zijn nog te zien in de vorm van greppeltjes, walletjes en ploegsporen. Sterke verstuiving en agrarisch gebruik hebben geleid tot een licht geaccidenteerd landschap van lage duinkopjes en ondiepe laagten. Vooral in het oostelijke deel, langs de voormalige Vroonweg, is het natuurlijke reliëf goed behouden. De vroongronden zijn oppervlakkig geheel ontkalkt en bestaan uit droge en vochtige graslanden, afgewisseld met wat bosjes. Op veel plaatsen bevindt zich op een diepte van 2-3 meter nog kalkhoudend mate riaal in de ondergrond. De diepste valleien krijgen toestroom van grondwater dat in contact staat met deze kalkrijke lagen.

Als gevolg van peilverlagingen in het polderland is de grondwaterstand in dit gedeelte van het gebied echter flink verlaagd, wat zijn uitwerking heeft gehad op de vegetatie. Een gedeelte van de vroongronden is afgeplagd om de vegetatie van de duinvalleien te herstellen.

Aan de zeezijde van het binnenduingebied bevinden zich de Verklikkerduinen, het jongste gedeelte van de Kop van Schouwen. Deze liggen op een plaats waar tot in de 17de eeuw een waterloop vrij afstroomde naar zee, het Palinxgat. De zee had hier via een breed zandstrand vrij toegang tot de vroongronden. In de 17de eeuw is dit zeegat dichtgestoven, waarbij ook de vroongronden deels met zand bedekt raakten. Bij de Verklikkerduinen groeit de kust nu aan, zodat hier jonge duintjes en een reeks van afgesnoerde strandvlakten zijn gevormd, te midden van hoge duinruggen. Het gebied achter de Verklikkerduinen (Palinxgat) ligt lager dan de landinwaartse vroongronden. De noordoostelijke, smalle uitloper van het Natura 2000-gebied is een duinenrij met daarachter een inlaag, de Zoete en Zoute Haard. Dit deelgebied is verwant aan de vroongronden: het heeft een zandige, oppervlakkig ontkalkte bodem en de grondwaterstanden wisselen hier sterk.

Natuurwaarden

De vroongronden worden gekenmerkt door open, kalkarme en deels heischrale duingraslanden (H2130) met veel mossen en korstmossen. Plantensociologisch gaat het om verschillende verbonden. Op een locatie nabij Biesterveld heeft zich een heideveld gevormd van enkele hectaren, een van de weinige voorbeelden van habitattype 2150 in ons land. Mogelijk heeft aanvoer van camouflagemateriaal tijdens de Tweede Wereldoorlog een rol gespeeld bij de ontwikkeling van deze heide, al was de structuurbepalende Struikhei (Calluna vulgaris) hier vermoedelijk al voor die tijd aanwezig. De laatste jaren heeft de droge heide zich hoe dan ook sterk uitgebreid.

De natte laagten in de vroongronden kenden in de eerste helft van de 20ste eeuw een zeer rijke flora, met soorten uit de Oeverkruidklasse (Littorelletea), het Dwergbiezenverbond (Nanocyperionflavescentis), de Knopbiesgemeenschap (Junco-Schoenetum nigricantis), het Dotterbloemverbond (Calthion palustris), Blauwgrasland (Junco-Molinion), heischrale graslanden (Nardo-Galion saxatilis) en natte heide (Ericion tetralicis). Al met al doet deze variatie denken aan de kalkarme duingebieden van de Waddeneilanden. Door de daling van de grondwaterstand zijn de valleien echter sterk verdroogd en op veel plaatsen verruigd. Alleen plaatselijk komen nog heischrale en blauwgraslandsoorten voor als Blauwe knoop (Succisa pratensis), Blauwe zegge (Carex panicea), Hondsviooltje (Viola canina), Rechte rus (Juncus alpinoarticulatus) en Bevertjes (Briza media). Met het uitgraven van verdroogde duinvalleien is kort geleden getracht iets van de oude glorie te herstellen, en met resultaat. Zeldzame soorten als Oeverkruid (Littorella uniflora), Stijve moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. ranunculoides), Dwergvlas (Radiola linoides) en Dwergbloem (Anagallis minima) hebben zich sterk uitgebreid. Tevens hebben verschillende soorten van kalkrijke condities zich opnieuw weten te vestigen, waaronder Parnassia (Parnassia palustris) en Bitterling (Blackstonia perfoliata). Deze begroeiingen worden gerekend tot habitattype 2190. In een drinkpoel op de vroongronden is in de jaren 1990 de Annex IIsoort Kruipend moerasscherm (Apium repens) gevonden, in een vegetatie van het Zilverschoonverbond (Lolio-Potentillion anserinae) met een inslag van het Dwergbiezenverbond. In ditzelfde milieu komt hier de eveneens zeldzame Platte bies (Blysmus compressus) voor.

Het Zeepe bestaat voor een flink deel uit kalkarm duingrasland, dankzij beweiding met Shetland pony's. Ook in dit duingedeelte heeft het herstel van duinvalleien geleid tot de terugkeer van bedreigde soorten. Op andere plaatsen komt in deze duinvalleien het habitattype 2170 voor in de vorm van Kruipwilgstruweel met Rondbladig wintergroen (Pyrola rotundifolia). De stuivende Meeuwenduinen herbergen een goed ontwikkelde helmvegetatie in de zeereep (H2120) en fraaie begroeiingen van de Duinsterretjesassociatie (Phleo-Tortuletum ruraliformis, H2130), kenmerkend voor overstoven, oppervlakkig kalkrijke duingraslanden. De struwelen in deze duinen (H2160) zijn relatief rijk aan braamsoorten, waaronder Gedraaide koepelbraam (Rubus vigorosus), Zoete haarbraam (Rubus gratus) en de typische duinsoort Washaagbraam (Rubus ceratifolius). De in Zuidwest-Nederland vrij algemene Koebraam (Rubus ulmifolius) komt op Schouwen juist relatief weinig voor.

In de Verklikkerduinen worden aan de dynamische, aangroeiende zeereep goed ontwikkelde Biestarwegrasduintjes en Helmvegetatie aangetroffen. Meer nog dan in de kalkarmere duingedeelten, bestaan de landinwaartse duinruggen hier grotendeels uit hoge struwelen, met onder meer Duindoorn (Hippophae rhamnoides), Wilde liguster (Ligustrum vulgare), Gewone vlier (Sambucus nigra), Hondsroos (Rosa canina), Egelantier (Rosa rubiginosa), Zuurbes (Berberis vulgaris), Wegedoorn (Rhamnus cathartica), Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en verscheidene braamsoorten. Tussen de hoge duinen liggen enkele afgesnoerde strandvlakten die door kalkrijk grondwater worden gevoed. In de buitenste valleien, die gemaaid worden, hebben zich hier soortenrijke vegetatietypen van het Caricion davallianae weten te handhaven. Deze zonering weerspiegelt het bekende palet aan duinhabitattypen (2110, 2120, 2160 en 2190). In Europees opzicht is het voorkomen van Groenknolorchis (Liparis loeselii) van belang, die beperkt is tot één duinvallei. Andere zeldzaamheden zijn Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Geelhartje (Linum catharticum) en Parnassia. Het veelvuldig optreden van Kleverige ogentroost (Parentucellia viscosa) is kenmerkend voor Zuidwest-Nederland. De niet gemaaide valleien zijn door successie begroeid geraakt met dicht wilgenstruweel. Door verdere successie zijn natuurlijke bosjes ontstaan van het verbond Alno-Padion (H2180). In en langs meidoornstruwelen komt in het Zeepe de zeldzame Welriekende agrimonie (Agrimonia procera) voor. Plaatselijk zijn de valleitjes begroeid met Berkenbroekbos (Betulion pubescentis), een nattere vorm van het habitattype Duinbossen. Drogere duinbossen komen vooral aan de binnenduinrand voor. Het bos bij Slot Haamstede is een typisch stinzenbos, zoals dat in de binnenduinrand wordt aangetroffen op landgoederen en buitenplaatsen.

De Zoute Haard is na Texel het belangrijkste bolwerk van de sterk bedreigde Harlekijnorchis (Anacamptis morio) in ons land. De begroeiing van de valleien behoort hier voor een belangrijk deel tot het Dotterbloemverbond (associatie Rhinantho-Orchietum morionis), een vegetatietype dat merkwaardig genoeg geen bescherming kent onder de Habitatrichtlijn. Samen met de Harlekijn groeien hier onder meer Addertong (Ophioglossum vulgatum), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius) en Rietorchis (Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa).

De vogelfauna van de Kop van Schouwen is sterk geassocieerd met het hoge aandeel struweel in het gebied. Soorten als Nachtegaal, Spotvogel, Braamsluiper en Grasmus komen in opvallend hoge dichtheden voor. Soorten van open duin zijn schaars, al broeden er nog enkele wulpen, boomleeuweriken en diverse bergeenden, roodborsttapuiten en sprinkhaanzangers. In de vochtige duinvalleien en duinplasjes broeden water- en moerasvogels als Dodaars, Slobeend, Kuifeend, Rietzanger, Rietgors en Kleine karekiet en soms een Bruine kiekendief. Vooral dankzij het boscomplex bij Westerschouwen en het Slotbos Haamstede is ook een flinke bosvogelgemeenschap aanwezig. Groene specht en Grote bonte specht zijn talrijk, maar ook Houtsnip, Zomertortel en de naaldhoutsoorten Kuif- mees, Zwarte mees en Goudhaan zijn aanwezig. Geregeld worden in de boswachterij ook kruisbekken en (in afnemende aantallen) kleine barmsijzen in de broedtijd opgemerkt. De roofvogelstand is de laatste decennia flink toegenomen en de meest recente aanwinst is de Havik, waarvan al verscheidene paren in het duingebied broeden. Vermoedelijk vooral door de geïsoleerde ligging ontbreekt er ook een aantal bosvogels, waaronder Glanskop, Matkop en Boomklever. Tijdens de trek doen onder meer wolken spreeuwen en kramsvogels zich te goed aan de ruime voorraad bessen in het struweel. De Meewenduinen doen hun naam vooral in de zomer eer aan: hier broeden dan duizenden zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen met daartussen een enkele Stormmeeuw.

Voor de Noordse woelmuis maakt de Kop van Schouwen onderdeel uit van een ruimer leefgebied in het noordelijke Deltagebied. De soort komt hier vooral voor in natte valleien. Het is mogelijk dat de populatie te leiden heeft gehad onder de waterwinning in het gebied, maar desondanks zijn de laatste jaren nog flinke aantallen van deze prioritaire soort aangetroffen. Dicht nabij de Kop van Schouwen leven populaties van de soort in de inlagen aan de noordkant van de Oosterschelde.

Literatuur

Beijersbergen et al. 1984; Westhoff 1994; van Haperen & Weeda 1996; van Haperen et al. 1999; Bekker 2004; van den Boom et al. 2004; Beekman 2007; Haveman & van Haperen 2008.

In het landschap van de Zeepeduinen vormt de roodwitte gebandeerde vuurtoren een markant herkenningspunt.
Vruchten van de Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), een struik met groene takken en twijgen, die zich vooral goed thusivoelt in wat oudere en vaak hoog opschietende duinstruwelen.
Oeverkruid (Littorella uniflora) is een van de naamgevende soorten van het Samolo-Littorelletum, een naar verhouding soortenrijke associatie uit de Oeverkruid-Klasse (Littorelletea).
Terug naar boven