De Borkeld is onderdeel van een eindmorene tussen Hellendoorn en Lochem. Het gebied is gevarieerd door gradiënten in hoogte en tussen zandige, ijzerhoudende lemige en venige bodem. De vegetatie in het gebied bestaat aan de randen uit heide, jeneverbesstruweel en bos. In het centrale deel van het gebied ligt een voormalig hoogveen dat nu vergrast en enigszins verbost is. Ten westen hiervan komt een strook met vergraste natte heide voor die over gaat in een groter droog heidegebied. Het leemkuilengebied is deels vergraven en deels onvergraven. Als gevolg hiervan bestaat het uit een kleinschalig patroon van heischrale graslanden en natte heide, omgeven door bos.
Kenschets
De Borkeld maakt onderdeel uit van het stuwwallencomplex dat zich, zuidoostelijk van de Sallandse Heuvelrug, uitstrekt tussen Rijssen en Lochem. De uitgebreide struwelen van Jeneverbes (Juniperus communis) zijn de belangrijkste reden geweest voor de selectie van de Borkeld als Natura 2000-gebied.
Landschap
De gletsjers hebben in Salland na de ijstijden een reliëfrijk landschap achtergelaten, dat is opgebouwd uit een mengeling van grondsoorten. De leemrijke ondergrond is op de meeste plaatsen afgedekt met dekzand. De Friezenberg vormt met ruim 40 m boven NAP het hoogste punt. In een laagte ten westen van de Friezenberg ligt het Elsenerveen, dat is ontstaan op een plek waar water uit de stuwwal stagneert. De Borkeld heeft een rijke historie. Bewoning dateert al van ten minste 7.000 jaar geleden, en het gebied is befaamd vanwege de tientallen grafheuvels uit de Steentijd en de vele archeologische vondsten. Door de menselijke invloed heeft het gebied waarschijnlijk al heel lang een open karakter. In de 19de eeuw vormde het de overgang van het essenlandschap naar de woeste gronden. Van het essenlandschap resteren nog enkele akkers die mede omwille van de bedreigde akkerflora worden onderhouden. Aan het eind van de 19de eeuw is in grote delen van het gebied bos aangeplant. Tot ongeveer 1950 werd in de streek leem gewonnen, vanuit enkele diepe putten. Het leem werd vervoerd naar Rijssen en aldaar gebruikt voor de fabricage van baksteen.
Eind jaren 1980 werd over de stuwwal van Rijssen de rijksweg A1 aangelegd. De weg was in eerste instantie dwars door de fraaie Jeneverbesstruwelen gepland, maar dankzij de bioloog Jan Barkman, die de rijksoverheid wees op enkele unieke paddenstoelsoorten, loopt de weg tegenwoordig met een boog om de Borkeld heen. Dit wegtracé is sindsdien onder biologen bekend als de Bocht van Barkman. In 2003 is een ecoduct over de A1 gebouwd waardoor dieren zich veilig kunnen verplaatsen tussen de Borkeld en de Sallandse Heuvelrug.
Natuurwaarden
De droge heide van de Borkeld behoort tot een leemrijke variant van habitattype 4030. Struikhei (Calluna vulgaris) Status Habitatrichtlijn Gebiedsnummer 44 Gemeente Hof van Twente, Rijssen-Holten Eigendom en beheer Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, particulieren Oppervlakte 506 ha • Habitattypen H3160 Zure vennen H4010 Vochtige heiden H4030 Droge heiden H5130 Jeneverbesstruwelen H6230* Heischrale graslanden domineert, maar opvallend aanwezig zijn Borstelgras (Nardus stricta), Gewoon struisgras (Agrostis capillaris) en Liggend walstro (Galium saxatile), waardoor de heide een grazig aanzien heeft. Meer bijzondere soorten zijn Klein warkruid (Cuscuta epithymum), Stekelbrem (Genista anglica) en Kruipbrem (Genista pilosa), terwijl hier in het verleden ook nog Valkruid (Arnica montana) en Rozenkransje (Antennaria dioica) groeiden. De droge heide is van belang voor een populatie van de Zandhagedis en vanwege insecten als Boszandloopkever (Cicindela sylvatica) en Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens), soorten van open, zandige plekjes in de heide. Opvallende broedvogels zijn Nachtzwaluw en Boomleeuwerik en - in sommige jaren - Grauwe klauwier. De heide wordt in stand gehouden door een kleinschalig beheer van plaggen, maaien en begrazen. In het oostelijke deelgebied de Hocht liggen de genoemde leemputten, die nu ruim 50 jaar buiten gebruik zijn. In de jaarlijks gemaaide heischrale vegetatie (H6230) staan bijzonderheden als Addertong (Ophioglossum vulgatum), Vierzadige wikke ( Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma) en Stijve ogentroost (Euphrasia stricta). Elders in het gebied wordt heischraal grasland aangetroffen op en langs een leemspoor in de heide. De gradiënt van natte heide (H4010) naar heischraal grasland (H6230) herbergt hier Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe).
Het meest natte deel van de Borkeld wordt gevormd door het Elsenerveen, een veenrestant dat is ontwaterd door sloten en sterk geëutrofieerd door de aanwezigheid van een meeuwenkolonie. Deze kolonie kokmeeuwen was een van de weinige in Salland en herbergde jaarlijks enkele duizenden paren. In de periode 2003-2005 broedden er ook een of twee paar zwartkopmeeuwen en in 2004 en 2005 ook één paar van de Kleine mantelmeeuw. Beide zijn zeldzame soorten op de Hogere zandgronden. Dit hoogveen is feitelijk niet herstelbaar, wat de reden was om alleen de veenputjes in de verdroogde hoogveenkern aan te melden als Zure vennen (H3160).
Grote delen van de Borkeld die vroeger zijn ontgonnen, worden nu omgevormd tot heide en grasland. Op enkele plekken blijven akkerreservaten met winterrogge bestaan, die een beeld geven van de vegetatie van essen, de associatie Sclerantho annui-Arnoseridetum. Kenmerkend zijn Slofhak (Anthoxanthum aristatum), Kleine leeuwenklauw (Aphanes australis), Grote windhalm (Apera spicaventi), Korenbloem (Centaurea cyanus), Akkerviooltje (Viola arvensis) en Akkervergeetmijnietje (Myosotis arvensis). Smalle wikke (Vicia sativa subsp. nigra) en Akkerogentroost (Odontites vernus subsp. vernus) duiden op een leemrijke bodem.
Literatuur
Prakke 1926; Kleuver 1999.