Het Boetelerveld is een vochtige heide in Salland. In het reservaat zijn naast de uitgestrekte natte en vochtige heide en de vochtige grove dennenbossen ook kleine oppervlakten aanwezig met blauwgrasland, zwak gebufferde vennen, heischraal grasland en jeneverbesstruweel. Het bos in het centrale deel verdeelt het natte heidegebied in twee stukken.
Kenschets
Het Boetelerveld ligt ten zuidoosten van Raalte en ten westen van de Sallandse Heuvelrug. Het gebied herbergt de laatste vochtige heide met Gewone dophei (Erica tetralix) in Salland. Daarnaast bevinden zich in het reservaat jeneverbessen, heischraal grasland, Blauwgrasland en venvegetatie.
Landschap
Het Boetelerveld is het enige restant van een uitgestrekt gebied waar tot het eind van de 19de eeuw nog heidevelden lagen. Het reservaat ligt in het vlakke dekzandgebied van Salland waar vooral ouder dekzand is afgezet, dat een relatief lemig karakter heeft. De leem beïnvloedt, samen met het ijzeroer dat zich plaatselijk in de ondergrond bevindt, het gebied op twee manieren. Er treden sterke wisselingen op in bodemvochtigheid (inundaties in de winter en uitdroging in de zomer) en de basenvoorziening is beter dan in leemloze terreindelen. Het Boetelerveld stond ook op de nominatie om te worden ontgonnen. In het gebied zijn daarom lange rechte dijkjes en greppels te vinden. Een deel van de natte heide is bebost geraakt met dennen, zodat nu een afwisseling bestaat van grote en kleinere heidevelden en bossen. De rand van het gebied is helemaal bebost. Vanwege de grootschalige landbouwverkaveling in de naaste omgeving en de daarbij toegepaste ontwatering heeft het gebied te lijden van verdroging. Cruciaal voor behoud en ontwikkeling van de bijzondere natuurwaarden is herstel van de hydrologische situatie.
Natuurwaarden
Ruim een derde van het gebied bestaat uit natte tot vochtige heide. In goed ontwikkelde vorm gaat het om een heide met naast Gewone dophei ook Bruine snavelbies (Rhynchospora fusca), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), Veenbies (Trichophorum cespitosum subsp. germanicum), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en - op één plek - Beenbreek (Narthecium ossifragum). Deze Dopheivegetatie (H4010) heeft zich door plaggen en een seizoensbegrazing met runderen sterk verjongd. Het Heideblauwtje (Plebeius argus) profiteert hiervan en manifesteert zich in sommige perioden massaal. Op plaatsen waar nog geen herstelbeheer heeft plaatsgevonden, domineert Pijpenstrootje (Molinia caerulea). De belangrijkste vertegenwoordigers onder de heidevogels in het gebied zijn Boomleeuwerik en Roodborsttapuit.
Een groot deel van het natuurreservaat wordt ingenomen door soortenarm grovedennenbos met in de ondergroei veel Pijpenstrootje, maar waar ook bedreigde paddenstoelen groeien als Vaalrode melkzwam (Lactarius semisanguinfluis) en Vergelende russula (Russula puellaris). In deze bossen staat verspreid een aantal jeneverbessen (Juniperus communis). Ze vormen een relict van de heidevegetatie die hier vroeger het beeld bepaalde. In de randen van het reservaat komt pleksgewijs jong eikenbos voor (Betulo-Quercetum roboris). Hier is de Eikenpage (Quercusia quercus) waargenomen. Het bosgebied is rijk aan spechten.
In het Kleine Turfgat, een venachtige laagte die nog geen halve hectare groot is, bevindt zich orchideeënrijk Blauwgrasland (H6410) met zeggen als Blonde zegge (Carex hostiana), Zeegroene zegge (Carex flacca) en Blauwe zegge (Carex panicea). De soortenrijke vegetatie bevat verder onder meer Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Melkviooltje (Viola persicifolia) en Addertong (Ophioglossum vulgatum). Langs de rand van de laagte groeit Jeneverbes, samen met een aantal bramensoorten (o.a. Gedraaide stokbraam, Rubus vigorosus) en Hondsroos (Rosa canina). Deze groeiplaats behoort tot het Roso-Juniperetum (H5130). Via een nat heischraal grasland (H6230) gaat de begroeiing geleidelijk over in natte heide (H4010). De kleinschaligheid en variatie van het gebied maken dat hier soorten als Geelgors en Levendbarende hagedis aanwezig zijn.
In het oostelijke deel van het reservaat ligt een smalle zone met beekeerdgrond. Hier bevindt zich een voormalig graslandperceel en kleine bosjes met Zwarte els (Alnus glutinosa). Ten oosten hiervan ligt het Grote Rietgat, een poel met een overgang naar een elzenbroekbos. In het Grote Rietgat hebben in de winter van 1999/2000 herstelwerkzaamheden plaatsgevonden. Daarbij is de oeverzone vrijgemaakt van wilgenstruweel en tevens geplagd, met als resultaat dat verschillende soorten van het verbond Hydrocotylo-Baldellion (H3130) zijn verschenen. Het gaat om onder meer Oeverkruid (Littorella uniflora), Vlottende bies (Eleogiton fluitans), Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis), Stijve moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. ranunculoides) en Drijvende waterweegbree (Luronium natans). In 2003 is hier de schaatsenrijder Limnoporus rufoscutellatus ontdekt. Deze soort is sinds 1980 slechts vier keer in Nederland waargenomen.
Literatuur
STIBOKA 1966; Overijssels Landschap 1994; Klemann et al. 1996; Weeda 2000; Landschap Overijssel 2006; van Tweel-Groot 2008.