Hollands Diep

Gebiedsnummer
111
GebiedsnaamHollands Diep
Status
Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Dordrecht, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Moerdijk
Provincie
Noord-Brabant, Zuid-Holland
Voortouwnemer
ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Sitecode HR
NL2003021
Sitecode VR
NL9802019
Totale oppervlakte in hectare
4225
Oppervlakte HR in hectare
591
Oppervlakte VR in hectare
4139

Kenschets

Het Hollands Diep is het water tussen Biesbosch en Haringvliet, op de grens van Zuid-Holland en Noord-Brabant. Het gebied is in zijn geheel aangewezen onder de Vogelrichtlijn, terwijl enkele voormalige grienden en gorzen op de noordoever beschermd zijn onder de Habitat richtlijn. Het hele gebied is van belang als rust- en foerageergebied voor ganzen en eenden. De oeverlanden zijn begroeid met wilgenbos, natte ruigten en overstromingsgraslanden en vormen een geschikt leefgebied voor de Noordse woelmuis. Het open water is doortrekroute voor trekvissen.

Landschap

Tot aan de afsluiting van het Haringvliet in 1970 vormde het Hollands Diep een onderdeel van het zoetwatergetijdengebied dat zich uitstrekte van het Haringvliet tot voorbij de Biesbosch. Het getij was hier, met een gemiddeld verschil van twee meter, de belangrijkste sturende factor voor de oeverlanden. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 werd het getijdenverschil gereduceerd tot twee decimeter. Hierdoor overstroomden de platen en gorzen nog slechts incidenteel en omdat ook de grondwaterspiegel zakte, werd het gebied aanzienlijk droger. Als gevolg van de veranderde abiotische omstandigheden kwamen ruigtekruiden sterk op. Doordat het hakhoutbeheer al eerder was gestaakt, waren de grienden inmiddels flink doorgeschoten. Tegenwoordig wordt slechts een klein deel aan de noordoever nog als hakhout beheerd. Een groot deel van de gorzen wordt begraasd met koeien en paarden. Een ander gevolg van de veranderde waterstanden en de verminderde dynamiek was het afkalven van de oevers, waar door onder meer de laag gelegen biezenvegetatie verdween. Om afkalving tegen te gaan zijn op diverse plaatsen stenen en andere beschoeiingen aangelegd.

Natuurwaarden

Waar de voormalige gorzen worden beweid met koeien en paarden of begraasd door grote hoeveelheden ganzen en smienten, bestaat de vegetatie voornamelijk uit overstromingsgrasland van het Zilverschoonverbond (Lolio-Potentillion anserinae). De Zeehondenplaat en de gedeelten direct langs het Hollands Diep herbergen rietvelden en natte strooiselruigten. De goed ontwikkelde ruigten (H6430) bevatten onder meer Groot warkruid (Cuscuta europaea) en Moerasmelkdistel (Sonchus palustris). Samen met extensief begraasde, vochtige graslanden, vormen de ruigten het leefgebied voor de Noordse woelmuis. De soort komt voor op de noordoever en op de Sassenplaat. Dit eiland biedt een bij uitstek geschikt leefgebied omdat de concurrerende muizen hier niet weten te komen.

Wel is het zaak bosopslag tegen te gaan. De populatie van het Hollands Diep heeft een belangrijke functie als verbinding tussen de grotere populaties in de Biesbosch en het Haringvliet. De voormalige grienden op de oevers zijn vrijwel overal doorgeschoten tot hoge wilgenbossen. Deze zachthoutooibossen (Cardamino amarae-Salicetum albae) worden gerekend tot het prioritaire habitattype Alluviale bossen (H91E0).

De ondergroei wordt - als gevolg van de verdroging - op veel plaatsen gedomineerd door algemene ruigtekruiden als Grote brandnetel (Urtica dioica) en Harig wilgeroosje (Epilobium hirsutum). Op een enkele plaats resteert een soortenrijkere kruidlaag met soorten als Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris), IJle zegge (Carex remota), Poelruit (Thalictrum flavum) en Groot heksenkruid (Circaea lutetiana). De belangrijkste natuurwaarde van deze bossen zit in de epifytische mossen en korstmossen. Sinds het doorschieten van de grienden zijn hier, dankzij de hoge luchtvochtigheid, diverse zeldzaamheden aangetroffen. Vermeldenswaardig zijn Vliermos (Cryphaea heteromalla), Boommos (Pylaisia polyantha), Klein kantmos (Lophocolea minor), Bleek boomvorkje (Metzgeria furcata), Gewoon schijfjesmos (Radula complanata), Helmroestmos (Frullania dilatata), en verscheidene soorten Kroesmos (Ulota) en Haarmuts (Orthotrichum), waaronder de in geheel Europa zeldzame Tonghaarmuts (Orthotrichum rogeri). Door voortgaande successie hebben slaapmossen zich uitgebreid en de meeste van de pionierende topkapselmossen, waaronder Tonghaarmuts, overgroeid. Wel worden nu en dan hoog doorschietende wilgen door de wind geveld, waarbij open plekken ontstaan, die een geschikt microklimaat bieden aan de pioniermossen.

Het Hollands Diep is van groot (potentieel) belang voor trekvissen als Zeeprik, Rivierprik en Elft. De Elft paait stroomopwaarts langs de rivieren, groeit op in het zoetwatergetijdengebied en trekt daarna naar zee. Wanneer de barrières op weg naar zee worden opgeheven, kunnen deze soorten en ook Fint en Zalm profiteren. Ganzen (vooral Grauwe gans) en eenden (vooral Smient, Krakeend, Wilde eend en Kuifeend) verblijven er in de trektijd en winter met duizenden.

Literatuur

Hermelink & Mes 1987; Ouweneel 1990; van der Pluijm 1992; Martens 1993; van Gennip et al. 1998; van Dort & Weeda 1998; van den Tempel 1998.

Het Hollands Diep gezien vanaf de noordoever bij Strijensas.
Terug naar boven