De Swalm is een meanderende beek in Midden-Limburg, diep ingesneden in het Maasterrassen landschap. De beek ligt op de overgang van het plateau tussen Maas en Rijn naar het Maasdal. Op diverse plaatsen aan de voet van de terrassen treedt kwel op en ontspringen bronnetjes; hier zijn soortenrijke elzenbroekbossen ontstaan. In de beek komt de gemeenschap van vlottende waterranonkel voor. Het gebied bestaat verder uit rietlanden, moeras, vochtige graslanden, plaatselijk inunderende hooilanden, bosjes en struwelen. Verder behoort ook een stroomdalgrasland nabij de Maas tot het gebied.
Kenschets
Het Swalmdal bevindt zich op de oostflank van het Maasdal in Midden-Limburg, tussen Roermond en Beesel. Op de flanken van het dal ontspringen bronnetjes en aan de voet van de terrassen treedt kwel op. Op deze plekken hebben zich soortenrijke elzenbossen weten te ontwikkelen met daarin een grote populatie van de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana). In het snel stromende water van de Swalm bevinden zich begroeiingen met Vlottende waterranonkel (Ranunculus fluitans) en leeft de Rivierdonderpad. Ook is hier recent de Gaffellibel (Ophiogomphus cecilia) herontdekt.
Landschap
De Swalm is een sterk meanderende waterloop, die loodrecht op het terrassenlandschap van de Maas een diep en steil dal heeft doen ontstaan. De vraag kan worden gesteld of we hier te maken hebben met een grote beek of een kleine rivier. Op basis van de aanwezige veengronden en broekbossen zal een bodemkundige of plantensocioloog tot het oordeel komen dat het een beek betreft. De aanwezige bodem en vegetatie zijn kenmerkend voor beekbegeleidende systemen; langs rivieren is het milieu voor veenvorming doorgaans veel te dynamisch. Maar een geoloog kan tot een andere conclusie komen. De Swalm immers laat de morfologie zien van een heuse rivier met een duidelijke differentiatie in oeverwallen en kommen, en - nog belangrijker - een heel stelsel van terassen en terrasranden.
Het opvallende terassenlandschap in Midden-Limburg is gevormd door afzettingen van zowel de Rijn als de Maas. De hoogst gelegen gronden bestaan uit afzettingen van de Rijn en hebben een ondergrond van grof grind. De Maas heeft hierin een breed dal uitgesleten, waarbij de rivier zich in de loop van de tijd stapsgewijs dieper is gaan in snijden als gevolg van tectonische bewegingen in het achterland. Iedere keer weer voegde de Maas een nieuwe trede toe aan het getrapte terrassenlandschap. En even zo vaak moest de Swalm wel volgen, daarbij ook telkens een trede toevoegend aan haar eigen, veel kleinschaliger terrassenstelsel. De nabijheid van de Peelrandbreuk juist op het punt waar de Swalm in de Maas uitmondt, maakt de situatie nog ingewikkelder. De Maas, die hier vanuit de lager gelegen Centrale Slenk als het ware tegen de Peel- horst opbotst, kan deze hindernis slechts met enige moeite nemen, zoals blijkt uit de sterke meandering van de rivier iets verder stroomopwaarts. Stagnatie van water vóór de Peelrandbreuk heeft in het verleden geleid tot een sterkere veenvorming in de benedenloop van de Swalm. De complexe landschappelijke setting heeft al met al geresulteerd in een bijzonder beekdal met opvallende steilranden (die hoogteverschillen van verscheidene meters kunnen beslaan), een sterke meandering van de aanwezige beekloop en relatief dikke veenpakketten in de bodem van het dal.
De Swalm wordt jaarrond gevoed door kwelwater, waardoor slechts een geringe fluctuatie in de waterafvoer optreedt. De oorsprong van de beek ligt in Duitsland, ongeveer 30 km over de grens. Het Duitse deel van de beekloop is in de jaren 1930 grotendeels gekanaliseerd, waarbij op diverse plaatsen stuwen zijn aangebracht. Er resteert nog slechts een klein gedeelte van de voormalige moerassen in de vorm van het reservaat Elmpter Schwalmbruch. Aan de westkant van Swalmen volgt de Swalm een oude Maasarm alvorens een klein eindje verderop de rivier te bereiken. Aan de voet van steilranden en op plekken waar het beekdal de terrassen aansnijdt, komen tal van bronnen voor. Op de Swalm monden twee andere beken uit, aan de zuidkant de Eppenbeek en aan de noordoostzijde de Teutebeek. Evenals het Meinweggebied maakt het Swalmdal deel uit van het grensoverschrijdende park Maas-SwalmNette.
Natuurwaarden
Het Swalmdal ontleent zijn betekenis voor een groot deel aan de hier aanwezige, door kwelwater gevoede beekbegeleidende bossen. Deze behoren tot het habitattype Vochtige alluviale bossen (H91E0). De beste voorbeelden bevinden zich ten westen van Swalmen in de benedenloop van de beek. Het betreft Veldkers-Elzenbroekbos (Carici elongatae-Alnetum cardaminetosum amarae, verbond Alnion glutinosae). Dit vegetatietype wordt in Nederland slechts op enkele plaatsten aangetroffen; buiten Midden-Limburg alleen in Zuid-Limburg en in Twente. Juist deze bosgemeenschappen, met een ondergroei waarin de Moeraszegge (Carex acutiformis) domineert, en waarin verder soorten als Zwarte els (Alnus glutinosa), Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris), Paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium) en Bittere veldkers (Cardamine amara) de boventoon voeren, biedt een geschikt leefmilieu aan de Zeggekorfslak. In het gebied zijn op verschillende plekken populaties van deze soort van de Habitatrichtlijn aangetroffen, zowel ten oosten als ten westen van Swalmen, en zowel aan de noordkant als aan de zuidkant van de spoorlijn die het gebied doorkruist. De Zeggekorfslak, die in Europa zijn hoofdverspreiding heeft in zuidelijke streken, kan hier mogelijk overleven omdat de moerassen als gevolg van de sterke kwelstromen 's winters niet dichtvriezen. De gestage toevoer van water vanuit de hoger gelegen terrasgronden is voor het voortbestaan van het broekbos met zijn bijzondere slakkenfauna dan ook van fundamenteel belang. De bronnen langs de Swalm herbergen tevens een aantal andere karakteristieke diersoorten, waaronder vertegenwoordigers van platwormen, vlokreeften, steenvliegen en kokerjuffers. Zo zijn hier de in Nederland uiterst zeldzame steenvliegen Memaura dubitans en Memaura cambrica aangetroffen, waarvan de larven slecht tegen vervuild water kunnen en een hoog zuurstofgehalte vereisen. Door de aanleg van A73 tussen Venlo en Roermond bestaat de mogelijkheid dat dit kwetsbare leefgebied wordt aangetast met alle gevolgen vandien voor de populatie van de Zeggekorfslak en de andere bedreigde soorten.
Een bijzondere waarneming betrof de herontdekking van de Gafellibel langs de Swalm in 2006. Tijdens een inventarisatie werden twee mannetjes gezien en kon ook een larvenhuidje van de soort worden verzameld. De laatste waarneming van deze Annex-II soort van de Habitatrichtlijn uit het Swalmdal dateerde uit 1936. Tijdens gericht zoeken later dat jaar werden meer dieren (mannetjes en vrouwtjes) gezien en werd een tweede larvenhuidje gevonden. De vondsten van larvenhuidjes duiden op de aanwezigheid van een populatie in het Swalmdal.
In het Swalmdal komen, naast de bronbossen, botanisch waardevolle natte graslanden en kwelmoerassen voor. Van belang ook is de vegetatie in de Swalm zelf, met soorten als Vlottende waterranonkel en Haaksterrenkroos (Callitriche hamulata). Deze soorten zijn kenmerkend voor het verbond van Grote waterranonkel (Ranunculion peltati), dat deel uitmaakt van habitattype 3260. De Swalm is tevens rijk aan vissoorten, waaronder de Rivierdonderpad, Bermpje en Riviergrondel. Ook leven in de Swalm allerlei jonge exemplaren van diverse riviervissen, zoals de Blankvoorn, Baars en Pos. De Rivierdonderpad heeft hier een van haar weinige resterende bolwerken in beken. Langs de Swalm broedt de IJsvogel en ook de Grote gele kwikstaart is in de meeste jaren vertegenwoordigd. Recent is in het gebied ook de Bever gesignaleerd.
Van de stroomdalvegetatie op de oeverwallen is helaas niet veel meer over. Het is misschien wel tekenend dat een van de weinige restanten schraalland wordt aangetroffen in de nabijheid van de ruïne van een kasteeltoren uit de 14de eeuw, een getuigenis van het voormalige kasteel de Ouborgh. In het droge grasland groeien soorten als Muizenoor (Hieracium pilosella), Zacht vetkruid (Sedum sexangulare), Geel walstro (Galium verum), Ruige weegbree (Plantago media) en Kleine bevernel (Pimpinella saxigfraga). Een tweede plek met schrale begroeiingen bevindt zich aan de voet van de Donderberg, een overstoven steile terrasrand op de oostelijke oever van de Maas, even ten noorden van de monding van de Swalm. Tussen grassen als Gewoon struisgras (Agrostis capillaris) en Zachte dravik (Bro mus hordeaceus) zijn kruiden als Schapezuring (Rumex acetosella) en Akkerhoornbloem (Cerastium arvense) aanwezig, en als bijzonderheid Gestreepte klaver (Trifolium striatum). Oude beschrijvingen laten zien dat hier - tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw - een keur aan stroomdalplanten voorkwam. Mogelijk is op deze en andere plekken op termijn toch weer stroomdalgrasland (H6120) te herstellen.
Het verloop van de Swalm van de het arme plateau met bos- en heide aan de Duitse grens naar het Maasdal zorgt voor een sterke gradiënt in vogelbevolking. Op de flanken van de bovenloop zijn heidevogels als Boompieper, Roodborstapuit en zelfs Boomleeuwerik te vinden. In de bossen huizen Wespendief en Zwarte specht. De benedenloop herbergt broedvogels die eigenlijk meer in het Maasdal thuishoren, zoals Bergeend, Meerkoet, Blauwborst en Rietgors en in sommige jaren is het hangende nestbuideltje van de Buidelmees opgemerkt. Langs de hele loop zijn loofbossen en struwelen rijk aan Koekoek, Zomertortel, Spotvogel en Grasmus en het drukke zangetje van de Bosrietzanger luistert in mei en juni menige strook ruigtekruiden op.
Literatuur
Van Dijk et al. 1984; Hermans et al. 1995; Bossenbroek et al. 1996; Jansen 2000; Kuiters et al. 2001; van Schaik & Geraeds 2007; Geraeds 2008.