Het gebied is een fraai voorbeeld van het Achterhoekse kampenlandschap. Kenmerkend is de kleinschalige afwisseling van essen, graslden, heide en hoeven. Stelkampsveld maakt deel uit van het landgoed Beekvliet. Het fraaiste perceel herbergt een gradiënt van droge heide, natte heide, heischraal grasland, basenminnend blauwgrasland naar venbegroeiingen. Waar het basenrijk grondwater uittreedt in het blauwgrasland, treedt een begroeiing van het kalkmoeras op. Het betreft één van de weinige binnenlandse groeiplaatsen van Grote muggenorchis en Parnassia en één van de weinige landelijke groeiplaatsen van Wolfsklauwmos. De basenminnende begroeiingen zijn vooral afhankelijk van een diepere regionale grondwaterstroom, de lokale grondwaterstromen zijn echter ook van groot belang.
Kenschets
Het Natura 2000-gebied Stelkampsveld nabij Borculo omvat een kleinschalig dekzand- en beekdallandschap, dat bij velen bekend staat als Beekvliet. Het gebied, dat rijk is aan gradiënten, herbergt een van de fraaiste blauwgraslanden van ons land in een 15 ha groot terrein dat als zodanig ook de naam Stelkampsveld draagt.
Landschap
Het gevarieerde gebied wordt gevormd door akkers, droge en natte heiden, vennen, veentjes, natte schraallanden en bossen. Oude boerderijen, zandpaden, houtwallen, singels en voormalige hakhoutbosjes maken dit oude cultuurlandschap compleet. De beken zijn helaas gekanaliseerd, hoewel de Lebbinkbeek recent weer enkele van zijn vroegere bochten heeft teruggekregen. De verscheidenheid in landgebruik is een gevolg van het fijnschalige reliëf. Hoge, langgerekte dekzandruggen met akkertjes (kampen, stel is Achterhoeks voor steel) wisselen af met laagten. Een deel van deze laagten is van nature afvoerloos; later zijn hierin beken en sloten gegraven. Enkele laagten zijn niet ontgonnen, andere zijn in de jaren 1990 teruggebracht in een schrale toestand.
De laagten zijn 's winters overstroomd met een mengsel van regen- en grondwater. De overstroming in combinatie met de gelijktijdige opbolling van de waterspiegel in de ruggen zorgt voor een ondiepe grondwaterstroming, waarbij het basenrijke grondwater uittreedt op plaatsen die net niet zijn overstroomd. Dit proces leidt ertoe dat het basenminnende Blauwgrasland in smalle gordels voorkomt, parallel aan de hogere randen van de laagten.
's Zomers daalt de grondwaterstand in de laagten tot enkele decimeters onder maaiveld. Ontwatering van de omgeving heeft geresulteerd in een fikse daling van de grondwaterstanden in de zomer. Het grondwater is basenrijk omdat al ondiep (vanaf twee meter beneden maaiveld) kalkrijk materiaal voorkomt. Ook de diepere afzettingen van Rijnzanden bevatten kalk. Ze vormen een bijna 30 m dik watervoerend pakket boven slechtdoorlatende kleien.
Natuurwaarden
De terreindelen die het langst overstroomd worden, zijn het domein van begroeiingen van zwakgebufferde wateren (H3130; Oeverkruidklasse, Littorelletea). De variatie in deze begroeiingen wordt vooral bepaald door verschillen in overstromingsduur en buffering tegen verzuring. De Associatie van Ongelijkbladig fonteinkruid (Potametum graminei) met Ongelijkbladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus) en de kranswieren Stekelharig kransblad (Chara major) en Kraaltjesglanswier (Nitella tenuissima) bezet de langst geïnundeerde en best gebufferde plaatsen. Op overeenkomstige plekken, maar eerder droogvallend staat de Associatie van Waterpunge en Oeverkruid (Samolo-Littorelletum).
Naast de naamgevers Waterpunge (Samolus valerandi) en Oeverkruid (Littorella uniflora) is dit vegetatietype gekenmerkt door Stijve moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. ranunculoides) en Moerashertshooi (Hyperi cum elodes). Begeleiders zijn Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis) en Vlottende bies (Eleogiton fluitans). Op zwak gebufferde, minder lag overstroomde en iets voedselrijke plekken komt de Pilvarenassociatie (Pilularietum piluliferae) voor. De Associatie van Veelstengelige waterbies (Eleocharitetum multicaulis) is kenmerkend voor zeer zwak gebufferde en minder lang overstroomde laagten. Deze associatie kent één groeiplaats in het Stelkampsveld, die steeds verder verzuurt. Thans overheersen veenmossen (Sphagnum), terwijl Moerashertshooi en de zeldzame Moerassmele (Deschampsia setacea) zijn verdwenen.
Het kroonjuweel van het Stelkampsveld is het Blauwgrasland (H6410) met zijn grote floristische en vegetatiekundige variatie. De basissoorten zijn Blauwe knoop (Succisa pratensis), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) en Blauwe, Blonde en Vlozegge (Carex panicea, Carex hostiana en Carex pulicaris). In jonge stadia treden veelvuldig Melkviooltje en Moerasviooltje (Viola persicifolia en Viola palustris) op, soms samen met Vetblad (Pinguicula vulgaris). Het langst overstroomde Blauwgrasland, de zogenaamde Oeverkruidvariant, bezit een aantal soorten van de Oeverkruidklasse. Hoger op de helling is het Blauwgrasland vergezeld van meer productieve soorten, waaronder Grote wederik (Lysimachia vulgaris) en Moeraskruiskruid (Jacobaea paludosa). Deze zone is nat genoeg om een wat dikkere laag organische stof te vormen en 's zomers zorgen de relatief lage waterstanden voor het daaruit vrijkomen van voedingsstoffen. Nog wat hoger, daar waar het langdurigst basenrijk grondwater uittreedt, is een vorm van het Blauwgrasland ontwikkeld met soorten van kalkmoerassen (H7230, Caricion davallianae), zoals Parnassia (Parnassia palustris), Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Kleine valeriaan ( Valeriana dioica) en Wolfsklauwmos (Pseudocalliergon lycopodioides). Hellingopwaarts volgt een heischrale variant met onder andere Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Tandjesgras (Danthonia decumbens).
Deze variant komt voor onder relatief droge en minder basische omstandigheden. Ze gaat geleidelijk over in 'echt' heischraal grasland (H6230; Gentiano pneumonanthesNardetum) met Valkruid (Arnica montana), Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia), Klokjesgentiaan, Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), Blauwe knoop en Stekelbrem (Genista anglica). De vochtige inzijggebieden zijn begroeid met natte heide (H4010; Ericetum tetralicis) met op plagplekken de Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies (Lycopodio-Rhynchosporetum; H7150). Opvallende soorten hier zijn Veenbies (Trichophorum cespitosum subsp. germanicum), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata), Bruine en Witte snavelbies (Rhynchospora fusca, Rhynchospora alba), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia) en Klokjesgentiaan. De droge inzijggebieden zijn gekenmerkt door droge heide (Calluno-Genistion pilosae; H4030) met als bijzonderheden Grote wolfs klauw (Lycopodium clavatum), Stekende wolfsklauw (Lycopodium annotinum), Kruipbrem (Genista pilosa) en Stekelbrem. In het beekdal van de Oude Beek staan fraaie, beekbegeleidende elzenbroekbossen (Alnion glutinosae; H91E0). Hun basenrijke karakter blijkt uit het voorkomen van Grote boterbloem (Ranunculus lingua), Bosbies (Scirpus sylvaticus) en Paardenhaarzegge (Carex appropinquata); de laatste is een soort van kalkmoerassen. In mei contrasteren de zachtroze bloeiwijzen van de Waterviolier (Hottonia palustris) met de diepgele bloemen van Gele lis (Iris pseudacorus).
Ook voor de fauna is het gebied van belang. Zo zijn in het gebied 25 soorten libellen waargenomen, waaronder Tengere pantserjuffer (Lestes virens), Glassnijder (Brachytron pratense), Venwitsnuitlibel (Leucorhinia dubia) en Beekoeverlibel (Orthetrum coerulescens), en komt in de laagten de Zompsprinkhaan (Chorthippus montanus) voor. De combinatie van libellensoorten duidt op de aanwezigheid van een compleet nat zandlandschap met beekdalen in en om het Stelkampsveld. Vermeldenswaard is ook het voorkomen van de Kleine ijsvogelvlinder (Limenitis camilla) en een kleine, maar toenemende populatie van de Boomkikker. Het gebied bezit verder een gevarieerde broedvogelstand met vogels van beeklopen, bos en heide. Zo broeden er IJsvogel en Wielewaal, en zijn in recente jaren, vermoedelijk als gevolg van de vele herstelmaatregelen, weer Roodborsttapuit en Grauwe klauwier waargenomen.
Literatuur
Rossenaar & Streefkerk 1997; Buro Bakker 2006.