Het gebied Buurserzand en Haaksbergerveen bestaat uit twee deelgebieden. Het Haaksbergerveen in het zuiden is een veenputtencomplex met goed ontwikkelde gradiënten naar het omliggende zand- en (basenrijk) leemlandschap. Door vernattingsmaatregelen in het verleden zijn de nog aanwezige, met hoogveenvegetatie begroeide veenpakketten veranderd in drijftillen, die qua vegetatie sterk lijken op moerasheiden. Er is een afwisseling van veenputten en dijkjes. Het Buurserzand in het noorden is een heidegebied op voormalig stuifzand. Er komen hier op uitgebreide schaal natte heidebegroeiingen voor met her en der zwakgebufferde vennen, afgewisseld met droge heide met jeneverbesstruweel.
Kenschets
Het Natura 2000-gebied Buurserzand en Haaksbergerveen in het oosten van de provincie Overijssel omvat twee deelgebieden met elk een eigen karakter. Het Buurserzand in het noorden bestaat uit een typisch heidelandschap met droge en natte delen. Zuidelijk van de Buurserbeek ligt het Haaksbergerveen, een restant van een voormalig groter hoogveengebied met actief en herstellend hoogveen en vochtige heide. Net over de grens sluit het 70 ha grote Ammeloër Venn hierop aan. Vergeleken met andere hoogvenen in ons land is het Haaksbergerveen door de ondiepe ligging van keileem wat voedselrijker, waardoor het veel kenmerken van een laggzone heeft. Dit uit zich onder meer in een grote populatie van de Grote modderkruiper.
Landschap
Het landschap van het Haaksbergerveen en het Buurserzand is voor een belangrijk deel gevormd in de voorlaatste ijstijd. Met de komst van het landijs werden in dit gebied keileem en grindhoudend grof zand afgezet. In het Weichselien zijn hier overheen dikke pakketten dekzand gestoven. Op natte, hooggelegen plaatsen waar weinig of geen aanvoer van minerale voedingsstoffen was, ontwikkelde zich aan het eind van de ijstijden en in het Holoceen hoogveen. Er vormden zich veenmoskussens van enige meters dikte, en de omvang van het hoogveen nam sterk toe. Op deze wijze ontstonden het Haaksberger, Horsteren Buurserveen, waarvan het huidige Haaksbergerveen een restant is. In de ondergrond van dit grensoverschrijdende veengebied bevinden zich drie zandruggen, die de waterhuishouding sterk bepalen. Ten noorden van dit veengebied ontstonden in later tijden zandverstuivingen, vermoedelijk als gevolg van een beekverlegging door de mens. Dekzandafzettingen en zandverstuivingen zorgden in dit Buurserzand voor een sterk reliëf.
Het heidegebied van het Buurserzand werd eeuwenlang gebruikt als onderdeel van het potstalsysteem in het esdorpenlandschap. Het is aan de ontginningen van de 20ste eeuw ontkomen doordat het gebied in gebruik was voor de jacht bij de familie Van Heek. Deze schonk het terrein in 1929 aan Natuurmonumenten. Het Haaksbergerveen is in de loop der eeuwen bijna geheel kleinschalig verveend door de plaatselijke bevolking. Na de vervening bleef een patroon van veenputten en smalle stroken van deels verveend en deels onverveend hoogveen achter. De grootte van de veenputten varieert van een paar vierkante meters tot enkele hectaren. In de putten is na de vervening opnieuw veenvorming opgetreden. Deze ontwikkeling heeft zich vanaf de jaren 1970 doorgezet na de aanleg van een aantal zandkaden. De compartimentering heeft geresulteerd in vernatting van een groot gebied, waar nu regeneratie van hoogveenvegetatie optreedt.
Door de zandruggen in de ondergrond heeft het gehele veen te maken met menging van regenwater en grondwater. Het heeft dan ook een minerotroof karakter, lijkend op de situatie in de randzone van grote veengebieden. Aan de zuidkant bevindt zich basenrijke Tertiaire klei in de ondergrond, waarover water toestroomt vanaf de hogere stuwwal in Duitsland. Het water is hier enigszins basenrijk. Het centrale deel van het Haaksbergerveen heeft een stabiel grondwater- en oppervlaktewaterpeil en staat het meest onder invloed van regenwater. In de randen van het veengebied treedt veel wegzijging op. In de afgelopen jaren is in zowel het Buurserzand als in het Haaksbergerveen veel landbouwgrond verworven voor herstel en ontwikkeling van natuur. Met deze verwerving kon een deel van de hydrologische knelpunten worden opgelost, waarbij zowel het Haaksbergerveen als het Buurserzand vernat konden worden. Hiertoe werden drainerende sloten afgedamd en een bufferzone van graslanden ingericht.
Natuurwaarden
Het Buurserzand bestaat voor een belangrijk deel uit goed ontwikkelde vochtige heidevegetatie (H4010), met soorten als Veenbies (Trichophorum cespitosum subsp. germanicum), Veenpluis (Eriophorum angustifolium) en Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). Minder algemene soorten zijn Beenbreek (Narthecium ossifragum) en Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata). Dit is tevens het leefgebied van een relatief grote populatie Gentiaanblauwtje (Maculinea alcon), een soort waar het slecht mee gaat in ons land. Op plagplekken vormen Bruine snavelbies (Rhynchospora fusca), Witte snavelbies (Rhynchospora alba) en Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), samen met soorten van de natte heide, het habitattype 7150.
Aan de oostzijde van het Buurserzand bevindt zich op het voormalige stuifzand het merendeel van de goed ontwikkelde drogeheidevegetatie (H2310). Pleksgewijs vinden we hier soorten als Tandjesgras (Danthonia decumbens), Borstelgras (Nardus stricta) en Buntgras (Corynephorus canescens) in de randen van de heide. Te midden van deze droge heide staan Jeneverbesstruwelen. Op een aantal plaatsen accentueert de Jeneverbes (Juniperus communis) de aanwezige zandruggen die van zuidwest naar noordoost door het gebied lopen.
In het Buurserzand komt verder een aantal zwakgebufferde vennen voor, behorend tot habitattype 3130. De oevervegetatie van deze vennen bestaat voor een belangrijk deel uit Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis), Waternavel (Hydrocotyle vulgaris) en Knolrus (Juncus bulbosus). Het Meuboersven is een buitenbeentje en herbergt naast venbegroeiingen kenmerkende soorten van wat basenrijkere omstandigheden, zoals Rechte rus (Juncus alpinoarticulatus), Parnassia (Parnassia palustris) en Moeraswespenorchis (Epipactis palustris).
De vennen aan de westzijde, de Steenhaarplassen, zijn in het verleden geschoond. Na de herstelwerkzaamheden verscheen hier weer Waterlobelia (Lobelia dortmanna). Helaas heeft deze soort zich niet kunnen handhaven. In de Rietschot, een gebied aan de oostzijde van het Buurserzand, is door middel van een natuurherstelproject een venachtige situatie met een zwakgebufferd karakter hersteld. In deze voormalige landbouwenclave kwamen halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw in de sloten plantensoorten voor die op gebufferd kwelwater duiden.
De vogelwereld van het Buurserzand heeft het afgelopen decennium een ingrijpende verandering ondergaan. Belangrijke oorzaak daarvoor waren de vernattingmaatregelen van rond de eeuwwisseling. Dit leidde tot nieuwvestiging of sterke toename van watervogels als Dodaars, Grauwe gans, Waterral, Meerkoet en Rietgors. Ook Fuut, Kuifeend, Blauwborst en Sprinkhaanzanger behoren tot de aanwinsten. In vochtige bosgebieden nam de Houtsnip sterk toe. Ook voor de echte heidevogels is het in het Buurserzand nog steeds goed toeven, zoals blijkt uit de tientallen boompiepers en geelgorzen, een tiental roodborsttapuiten en meerdere paren van Wulp, Nachtzwaluw en Boomleeuwerik. De Tapuit wordt nog maar zelden waargenomen. De bosvogels zijn eveneens goed vertegenwoordigd met een rijke roofvogelbevolking met Boomvalk en Wespendief en een zeer rijke spechtenstand met verscheidene paren van de Groene, Zwarte en Kleine bonte specht.
In het Haaksbergerveen bestaat het centrale deel uit vochtig Berken-Zomereikenbos (Betulo-Quercetum roboris). Dit bos is ontstaan na een grote veenbrand in 1959. Rondom dit boscomplex ligt in de voormalige veenputten het actieve en herstellend hoogveen met kenmerkende soorten als Lavendelhei (Andromeda polifolia), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus), Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) en Hoogveenveenmos (Sphagnum magellani cum). Deze voedselarme hoogveenbegroeiingen worden uitsluitend door regenwater gevoed. Tot de bijzondere fauna van het veengebied behoren de libellen Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) en Noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda). De hoogveenvegetatie wordt afgewisseld met vochtige heide met Gewone dophei (Erica tetralix). Op verdroogde delen binnen dit complex domineert pleksgewijs Pijpenstrootje (Molinia caerulea). Deze vegetatie maakt een belangrijk deel uit van het biotoop van de Adder, die met een grote populatie vertegenwoordigd is.
Aan de noordrand van het Haaksbergerveen treffen we een mooie vegetatiezonering aan van de minerale zandgronden naar het veen. Op de dekzandrug staat droge heide, waarin onder andere de Levendbarende hagedis vertoeft. Lager in de zonering gaat deze vegetatie over in een natte heide en een veenmosrijke natte heide (Ericetum tetralicis sphagnetosum) met onder meer Kussentjesveenmos (Sphagnum compactum), Week veenmos (Sphagnum molle), Zacht veenmos (Sphagnum tenellum) en Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum). Deze natte heide gaat geleidelijk over in hoogveenbulten van de associatie Erico-Sphagnetum magellanici. Juist op deze overgang groeit massaal Beenbreek (Narthecium ossifragum) en staat ook Klokjesgentiaan. Zowel in het zuiden als in het noorden van het Haaksbergerveen liggen grotere veenplassen met begroeiingen die een mesotrafent karakter hebben. Hier is een sterke invloed van grondwater. In het open water groeien onder meer Duizendknoopfonteinkruid (Potamogeton polygonifolius), Kleinste egelskop (Sparganium natans) en Witte waterlelie (Nymphaea alba). Tevens vinden we hier een drijftilachtige verlandingsvegetatie met Snavelzegge (Carex rostrata), Zompzegge (Carex curta), Sterzegge (Carex echinata), Klein blaasjeskruid (Utricularia minor), Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), Riet (Phragmites australis), Gewoon veenmos (Sphagnum palustre), Haakveenmos (Sphagnum squarrosum), Glanzend veenmos (Sphagnum subnitens), Geoord veenmos (Sphagnum denticulatum) en de zeer zeldzame Veenmosorchis (Hammarbya paludosa). In deze delen leven diverse soorten amfibieën, te weten Middelste en Kleine groene kikker, Heikikker, Bruine kikker, Kleine watersalamander en Kamsalamander. Daarnaast komt in deze wateren een grote populatie van de Grote modderkruiper voor, vooral in het zuiden van het hoogveengebied, waar het minerotroof karakter het sterkst is. De soort ondervindt in het veengebied geen enkele concurrentie van andere vissen, want die zijn volledig afwezig.
In april kunnen de modderkruipers gemakkelijk worden gezien, wanneer de dieren paaien. Ook de Speerwaterjuffer (Coenagrion hastulatum), een van de meest bedreigde libellen in ons land, is kenmerkend voor deze randzone in het Haaksbergerveen.
In de uitgestrekte veenplassen en moerassen broeden tientallen paren dodaarzen, eenden en ganzen. Bijzonder is het talrijk optreden van de Wintertaling, een karakteristieke soort van het hoogveenlandschap. In 2005 bevonden zich hier maar liefst 75 paren. Verspreid door het gebied broeden Slobeend, Zomertaling en Krakeend, die alle schaars zijn op de Hogere zandgronden. Recent gekomen broedvogels zijn Grauwe gans (sinds het begin van de jaren tachtig en in 2005 met meer dan honderd paren) en Kokmeeuw. Deze laatste was jaarlijks maar in enkele paren aanwezig maar is in de eerste jaren van deze eeuw sterk toegenomen tot wel duizend paren in 2007. In haar kielzog kwam de Geoorde fuut, waarvan nu jaarlijks een enkel paar in de meeuwenkolonie broedt. De aanwezigheid van de grote hoeveelheden ganzen en meeuwen in het hoogveengebied staat op gespannen voet met het streven naar een voedselarm watersysteem. Ook moerasvogels zijn talrijk, met tientallen paren van Waterral en Blauwborst. Voor de Watersnip is het Haaksbergerveen het laatste bolwerk in Twente met in 2005 nog negen territoria. Van de heidevogels zijn Roodborsttapuit en Boompieper talrijk. Door de gevarieerde landschapsstructuur broedt hier ook vrijwel jaarlijks de Grauwe klauwier. Het betreft een van de weinige regelmatige broedplaatsen in Twente.
Het landschap van zowel het Buurserzand als het Haaksbergerveen is bij uitstek geschikt voor overwinterende blauwe kiekendieven en klapeksters. Van de Blauwe kiekendief bevindt zich in het Haaksbergerveen een slaapplaats, waar in de wintermaanden geregeld 10 tot 20 vogels overnachten. De winterpopulatie van de Klapekster ligt op een vijftal vogels.
Literatuur
Van Leeuwen 1997; Natuurmonumenten 1997; van Eijk & Zekhuis 2002; Hulsebos 2004; Aitink & Offereins 2006; Deuzeman 2006.