Doggersbank

Gebiedsnummer
164
GebiedsnaamDoggersbank
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Provincie
Noordzee
Voortouwnemer
ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Sitecode HR
NL2008001
Totale oppervlakte in hectare
473500
Oppervlakte HR in hectare
473500

Kenschets

De Doggersbank is een ondiepe zandbank, die de Noordzee splitst in een noordelijk en een zuidelijk deel. Deze bank strekt zich over een lengte van 300 km uit van west naar oost en is gelegen in Engelse, Nederlandse, Duitse en Deense wateren, en is een voorbeeld van het habitattype Ondiepe, permanent overspoelde zandbank. Hij ligt in de noordelijke punt van het Nederlands continentaal plat.

Landschap

Aan het eind van de ijstijden vormde de Doggersbank de zuidelijkste begrenzing van de Noordzee. De zee lag toen zo'n 100 meter lager, en ten zuiden van de bank bevond zich een waddengebied, waarin veen werd gevormd. De talrijke beenderen en kiezen die hier zijn opgevist, duiden erop dat de Doggersbank in die tijd bewoond werd door dieren. Door geleidelijke stijging van de zeespiegel kwam het gebied uiteindelijk onder water te liggen. De waterdiepte boven de bank varieert tussen de 18 en 30 meter, terwijl de omgeving van de bank twee tot drie keer zo diep ligt. De Doggersbank is in het zuidwesten breed en het ondiepst. Naar het noordoosten toe wordt ze smaller en dieper. Door de geringe waterdiepte breken hier de lange golven, die in de diepe noordelijke Noordzee ontstaan, en mengen ze de waterkolom. Het verschil tussen het gemengde water op de bank en het gelaagde water ten noorden van de bank resulteert in een getijdenfront. Door zijn geringe diepte, oriëntatie en enorme afmetingen heeft de bank een groot effect op allerlei processen in de zee. Zo verschilt de fauna ten noorden van de Doggersbank aanmerkelijk van die van de zuidelijke Noordzee. Getijdenstromen, golfwerking en sterke stromingen als gevolg van stormen zorgen voor een intense watermenging boven de ondiepe delen van de bank. Hier wordt organisch materiaal en fijn sediment gemakkelijk weggespoeld, zodat deze delen uit grof zand met veel schelpgruis bestaan. Op sommige plaatsen wordt de bovenste bodemlaag vrijwel volledig gevormd door schelpfragmenten; alleen deze zijn zwaar genoeg om te blijven liggen. De diepere zuidwesthoek en de uiterste noordoostpunt van de bank zijn fijnzandiger en slibrijker. Mede door het grove sediment zit er weinig zwevend materiaal in het water. Dankzij de helderheid en de geringe diepte dringt voldoende licht door tot op de bodem om groei van benthische diatomeeën mogelijk te maken. Deze situatie wordt verder in de Noordzee weinig aangetroffen, omdat het water daar of te diep of te troebel is. De Doggersbank is productiever dan de omliggende gebieden door een hoge benthische primaire productie en sterke groei van organismen in de waterkolom. Extra productie treedt op langs hydrografische fronten aan de noordkant van het gebied.

Natuurwaarden

Door de ondiepte en door golfwerking blijft weinig organisch materiaal op de bodem liggen. Dit heeft zijn weerslag op de soortensamenstelling. Depositfeeders, dieren die leven van organisch materiaal op en in de bodem, zijn weinig algemeen. Filter feeders, zoals tweekleppige schelpdieren, die hun voedsel direct uit de waterkolom halen, vormen juist een belangrijke component. De top van de bank is relatief soortenarm (17 soorten per 0,4 m2), terwijl de diepe en slibrijke delen een stuk rijker zijn (50 soorten per 0,4 m2). De benthische fauna van de Doggersbank wordt opgedeeld in vijf gemeenschappen, waarvan twee in het Nederlandse deel voorkomen: een fauna van ondiepe, zandige delen op het centrale gedeelte van de bank, en een faunagemeenschap van diepere, slibrijke flanken in de zuidwestelijke hoek. De ondiepe, soortenarme delen worden gekenmerkt door amphipoden, soorten die grazen op benthische diatomeeën. Verder zijn de Rechtgestreepte platschelp (Tellina fabula) en een aantal soorten borstelwormen kenmerkend, zoals Sphiophanus bombyx en Owenia fusiformis. Ook leeft hier de Stekelrog, een soort die door bevissing sterk is achteruitgegaan. De fauna langs de diepere zuidflank van de bank wordt gedomineerd door de Draadarmige slangster (Amphiura filiformis). In symbiose met dit sterretje leeft een klein, tweekleppig schelpje, Mysella bidentata. Verder komt hier de kleine, tweekleppige Parelmoerneut (Nucula nitidosa) veel voor.

Tussen 1950 en 1990 is de fauna van de Doggersbank aanzienlijk veranderd. Het aantal soorten is toegenomen, maar deze toename betreft uitsluitend kortlevende, opportunistische soorten. Juist de langlevende, tweekleppige schelpdieren lijken achteruitgegaan te zijn. Deze verschuivingen worden verklaard door eutrofiëring, waarbij de totale biomassa naar verhouding sterker is gestegen dan de diversiteit. De rol van bodemvisserij bij deze verschuivingen is niet duidelijk. Het belang van de Doggersbank als visgrond wordt door visserijbiologen betwist. In het voorjaar vindt wel visserij plaats op Zandspiering, die talrijk voorkomt in de relatief grove zanden. In hoeverre (dankzij de Zandspiering) de Doggersbank van belang is voor zeevogels, zoals alken en zeekoeten, is eveneens onduidelijk. Vooral langs de randen van de Doggersbank worden het gehele jaar door veel zeevogels aangetroffen.

Literatuur

Witbaard & Bergman 2003; Lindeboom et al. 2005.

Terug naar boven