Het Wijnjeterperschar is een heidegebied in de middenloop van de laaglandbeek de Boorne (of Koningsdiep). Het grootste deel van het gebied bestaat uit een reliëfrijk dekzandlandschap, waarin leem dagzoomt. Langs de beek ligt een smal veengebied. In het zandgebied ligt een groot aantal laagten. In de laagten in de keileem hebben zich beekeerdgronden gevormd, waar het aanwezige blauwgrasland aan gebonden is. Karakteristiek in het gebied zijn daarnaast droge en natte heide, heischraal grasland en kleine zeggenmoerassen. Lokaal komt dotterbloemhooiland voor. De graslanden worden afgewisseld met vochtige bossen. Door het reliëf en de verschillende bodemsoorten zijn veel natuurlijke gradiënten tussen de vegetatietypen aanwezig.
Kenschets
Het Wijnjeterperschar is een restant van het oude cultuurlandschap in de middenloop van de Boorne in Zuidoost-Friesland. Het gebied heeft zijn allure te danken aan de kleinschalige afwisseling van diverse typen grasland en heide. Het meest tot de verbeelding spreken de blauwgraslanden met grote populaties van bijzondere soorten.
Landschap
De Boorne (ook wel Ouddiep of Koningsdiep geheten) is een van de beken in het zandgebied van Friesland die vanaf het Drents Plateau in zuidwestelijke richting afwateren; evenwijdig hieraan, maar zuidelijker, stromen de Tjonger en de Linde. Over de zandrug waarop Wynjeterp en Hemrik liggen, liep in de Middeleeuwen een van de belangrijkste transportroutes tussen Drenthe en het Lage Midden van Friesland. De landbouw in dit gebied was gericht op de verbouw van boekweit en rogge. De boerderij, of pleats, lag halverwege de dekzandrug, waarboven de privéakkertjes lagen. Aan de lage zijde lag de gemeenschappelijke mientskar, die bestond uit heiden en graslanden (mersken). De graslanden grensden aan de beek. Schapen en koeien werden vooral gehouden voor de mest. De heiden vormden het domein van het schaap. De koeien verbleven meestentijds op stal omdat de graslanden het overgrote deel van het jaar te nat waren voor beweiding. Slechts na de hooioogst in de late nazomer kwamen ze op het land.
Binnen werden ze gevoerd met hooi van de mersken.
Als gevolg van de ruilverkaveling Koningsdiep is veel van de oorspronkelijke luister van het landschap verloren gegaan. De resterende schraallanden liggen geïsoleerd in het agrarische landschap, maar zouden door verwerving van tussenliggende landbouwpercelen langs de Boorne weer met elkaar verbonden kunnen worden, wat hun behoud op de lange termijn ten goede zal komen. Een grote landbouwenclave midden in het Wijnjeterperschar kon onlangs worden aangekocht. De aanwezigheid van allerlei gradiënten, de grote kracht van het Natura 2000-gebied, zal hierdoor nog beter tot haar recht komen. De ligging in het beekdal van de Boorne is herkenbaar in een gradiënt van hooggelegen droge heide tot laaggelegen grotezeggenmoerassen vlakbij de beek. Deels loodrecht op de beek verlopende kleine zandruggen zorgen voor lokale grondwaterstromen.
Natuurwaarden
De goed ontwikkelde gradiënten zorgen in het Wijnjeterperschar voor een afwisseling van verschillende typen schrale graslanden. Op de voedselarmste plaatsen met toestroming van basenrijk grondwater betreft dit het Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum; H6410) met onder meer Blonde zegge (Carex hostiana), Vlozegge (Carex pulicaris) en Knotszegge (Carex buxbaumii). Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) en Kale jonker (Cirsium palustre) komen in gezelschap van hun bastaard (Cirsium x forsteri) voor, samen met soorten als Kleine valeriaan (Valeriana dioica), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Knoopkruid (Centaurea jacea), Blauwe knoop (Succisa pratensis) en Tormentil (Potentilla erecta).
De overgang van het Blauwgrasland naar heide is het domein van heischraal grasland (H6230), waarin Borstelgras (Nardus stricta), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) en Hondsviooltje (Viola canina) voorkomen. Heide wordt in het Wijnjeterperschar vooral aangetroffen op het hoogste gedeelte. De door Gewone dophei (Erica tetralix) gedomineerde natte heide (H4010) herbergt soorten als Beenbreek (Narthecium ossifragum), Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia), Gevlekte orchis, Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en de in de nazomer opvallend bloeiende Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). In de heide broeden onder meer Wulp, Roodborsttapuit en Boompieper. Ook de Houtsnip broedt in het Wijnjeterperschar, maar deze hoort meer in de natte bossen thuis. In de bosjes en houtsingels broeden onder andere Grauwe en Bonte vliegenvanger, Boomkruiper, Gekraagde roodstaart en Wielewaal. In de bossen van het Wijnjeterperschar leven daarenboven Kleine bonte specht en Goudvink. Voor deze twee vogelsoorten ligt het gebied aan de noordgrens van het verspreidingsgebied in ons land.
In de naar verhouding voedselrijke terreingedeelten wordt Dotterbloemhooiland (Calthion palustris) aangetroffen. Binnen de gradiënt zijn deze graslanden min of meer beperkt tot de laagste delen van het gebied, direct grenzend aan de beek. In de voorzomer trekt de bloei van Echte koekoeksbloem (Silene floscuculi) hier de aandacht, later gevolg door Waterkruiskruid (Jacobaea aquatica).
Literatuur
Vlieger 1992; Hartog 1993; van der Ploeg 1999; Weeda 2000, 2001; Kiwa & EGG 2006.