De Oeffelter Meent is gelegen op een grofzandige oeverwal van een vroegere rivierloop in de uiterwaard van de Maas. Het gebied wordt doorsneden door een gekanaliseerde beek, de Oeffeltsche Raam, die ter plaatse in de Maas uitmondt. Het omvat een aantal hobbelige graslandpercelen. Het ontstane microreliëf en de overgangen naar meer kleihoudende bodems naar de randen toe hebben een gevarieerde vegetatie doen ontstaan. Op de zomerdijken komt een aan kalkarme bodem gebonden vorm van stroomdalgrasland voor, die in ons land slechts een beperkte verspreiding heeft. Op voedselrijkere en mogelijk iets vaker overstroomde delen komen glanshaverhooilanden voor. Op de laagste delen en op de voormalige puinstortplaats zijn overstromingsgraslanden en ruigtevegetaties aanwezig.
Kenschets
De Oeffelter Meent is de naam van een Natura 2000-gebied aan de zuidkant van de Maas even ten noorden van het gelijknamige dorp Oeffelt. Het omvat uiterwaarden met Maasheggen nabij de rivier en een complex van droge graslanden op enige afstand ervan. Deze graslanden, de feitelijke Oeffelter Meent, liggen op een oeverwal van een vroegere loop van de Maas en bezitten hoge botanische kwaliteiten. Het betreft voorbeelden van de aan kalkarme bodem gebonden vorm van stroomdalgrasland, het SedoThymetum pulegioides, die in ons land slechts een beperkt voorkomen heeft.
Landschap
Het uiterwaardenlandschap van de Maas behoort ongetwijfeld tot de sterkst aangetaste landschappen van ons land, niet alleen door grootschalige grindwinning en zandafgravingen, maar ook door intensivering van de landbouw. Het heeft weinig gescheeld of de Oeffelter Meent was ook in deze gang van zaken meegezogen. Ternauwernood kreeg het terrein tijdens een ruilverkaveling in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw de status van natuurgebied toebedeeld, waarna deze gronden werden overgedragen aan het Staatsbosbeheer. Later kon deze bezitting worden uitgebreid met de aangrenzende Meerkampen, waardoor het huidige Natura 2000-gebied zijn contouren kreeg. Het gebied wordt doorsneden door een gekanaliseerde beek, de sterk geëutrofieerde Oeffeltsche Raam, die ter plaatse in de Maas uitmondt.
De Meerkampen, een restant van het voormalige Maasheggenlandschap, omvatten het grootste gedeelte van het gebied. Ze bestaan uit tamelijk intensief beheerde graslanden die door hagen van Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en Sleedoorn (Prunus spinosa) in blokvormige percelen zijn verdeeld.
De hoger gelegen gronden van de feitelijke Oeffelter Meent zijn voornamelijk opgebouwd uit grof zand en grind. Dit duidt erop dat we hier vermoedelijk te maken hebben met de restanten van een Pleistoceen terras. Opvallend is het hobbelige reliëf, dat sterk bijdraagt aan de diversiteit van het gebied.
De Oeffelter Meent sensu stricto wordt van west naar oost doorsneden door de winterdijk van de Maas. In het gedeelte aan de rivierzijde is een anderhalve eeuw geleden een omvangrijke oeverwal afgegraven ten behoeve van de aanleg van de dijk. Het aanwezige reliëf werd nog versterkt door de aanleg van enkele lage kaden. Het (kleine re) binnendijkse gedeelte is niet op grote schaal vergraven. Wel zijn hier enkele poelen aangelegd, waarin de Kamsalamander voorkomt. Een lage dijk langs de Oeffeltsche Raam aan de noordzijde van de meent moet de graslanden behoeden tegen overstroming met vervuild Maaswater, maar tijdens het hoge water in de winter van 1994 zijn desondanks grote delen van het reservaat onder water gelopen.
Natuurwaarden
De hogere delen van de met runderen en paarden beweide Oeffelter Meent herbergen de belangrijkste natuurwaarden in het gebied. Hier bevindt zich een mozaïek van droge graslanden, die deels tot het Thero-Airion en deels tot het Sedo-Cerastion zijn te rekenen, met allerhande overgangen daartussen. Het geheel maakt deel uit van het prioritaire habitattype 6120. Kenmerkende soorten in de open pionierbegroeiingen van het Thero-Airion zijn Vroege haver (Aira praecox), Klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis), Viltganzerik (Potentilla argentea), Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus), Gestreepte klaver (Trifolium striatum) en het mos Grijze bisschopsmuts (Racomitrium canescens). De stroomdalvegetatie van het Sedo-Cerastion, die behalve op de bulten van de reliëfrijke meent ook is aan te treffen op de dijkjes, behoort tot het Sedo-Thymetum pulegioides, met soorten als Zacht vetkruid (Sedum sexangulare), Muurpeper (Sedum acre), Wit vetkruid (Sedum album) en Gestreepte klaver. Een van de bijzonderheden in het gebied is Draadklaver (Trifolium micranthum), een soort die in ons land vooral bekend is van de vroongronden in het kustgebied. Grote delen van het terrein worden ingenomen door gesloten, soortenarmere graslanden. Het optreden van onder meer Knolboterbloem (Ranunculus bulbosus), Akkerhoornbloem (Cerastium arvense), Kruisdistel (Eryngium campestre) en Kaal breukkruid (Herniaria glabra) geeft aan dat hier nog volop mogelijkheden liggen voor herstel. De variatie in het terrein wordt weer wat vergroot door Glanshaverbegroeiingen van het Arrhenatherion elatioris (H6510) met soorten als Goudhaver (Trisetum flavescens), Kattendoorn (Ononis repens subsp. spinosa), Rapunzelklokje (Campanula rapunculus) en Moeslook (Allium oleraceum), vooral op de dijken, en Zilverschoongrasland (Lolio-Potentillion anserinae) met soorten als Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus), Egelboterbloem (Ranunculus flammula) en Zomprus (Juncus articulatus), in de wat lager gelegen en minder zandige delen.
De vele heggen zijn belangrijk voor broedvogels en vormen het leefgebied voor struweelvogels als Grasmus, Grauwe klauwier, Kneu en Geelgors. Ook de Kerkuil en de Das zijn in het Maasheggenlandschap te vinden.
Literatuur
Cohen Stuart 1958; van Dijk et al. 1984; Hoegen 1996.